115. O Allah leid me samen met degenen die U hebt geleid en geef me de gezondheid, samen met degenen die U gezondheid hebt geschonken. Neem me onder Uw hoede samen met degenen die U onder Uw hoede hebt genomen. Zegen hetgeen wat U mij hebt gegeven. Bescherm me tegen het kwaad dat U hebt bestemd. U oordeelt en niemand oordeelt U. En iedereen die U als bondgenoot neemt, hij zal niet minacht worden [en iedereen die U als vijand aaneemt zal nooit de smaak van glorie proeven]. U bent gezegend, onze Heer, de Verhevene [1].
Allaahoemma hdienie fieman hadayt, wa ‘aafienie fieemae ‘aafayt, wa tawallanie fieemen tawallayt, wa baariek lie fieema a’thayt, wa qienie sharra maa qadayt, fa iennaka taqdhie walaa yoqdha ‘alayk, iennahoe laa yadhielloe men waalayt, [wa laa ya’iezzoe men ‘aadayt], tabaarakta rabbanaa wa ta’aalayt
117. O Allah, ik zoek mijn toevlucht in Uw tevredenheid tegen Uw kwaadheid. Ik zoek toevlucht in Uw vergiffenis tegen Uw Bestraffing. Ik zoek toevlucht bij U en in U. Ik kan Uw lofsprijzing niet tellen. U bent zoals U Uw zelf prijst [2].
118. O Allah, U alleen aanbidden wij en onze gebeden zijn aan U gericht en voor U knielen we neer. Voor U maken we haast om U te aanbidden en te dienen. We vragen U om Uw Genade en hebben angst voor Uw bestraffing. Waarlijk, Uw bestraffing voor de ongelovigen is op komst. O Allah wij zoeken Uw hulp en Uw vergiffenis en wij prijzen U met al het goede. Wij ontkennen U niet maar geloven in U. Wij geven ons over aan U en verloochenen degene die niet in U gelooft [3].
“Allaahoemma ieyyaaka na’boed, wa laka nosallie wa nasdjod, wa ielayka nas’a wa nah’fied, nardjoe rah’mataka, wa nakhshaa ‘adaabak, ienna ‘adaabaka biel kaafierieena moelh’aq. Allaahoemma iennaa nasta’ieenoeka, wa nastaghfieroeka, wa noethnie ‘alayka al-khayr, wa laa nakfoeroek, wa noe’mienoe bieka wa nakhda’oe lak. Wa nakhla’ men yakfoeroek”.
[1] Aboe Daawoed, Ibn Maadjah, An-Nasaa-ie, At-Tirmidhie, Ahmad, Ad-Darimi, Al-H’aakiem, en Al-Baihaqi. Sah’ih’ At-Tirmidhie 1/144, Sah’ih’ Ibn Maadjah 1/194 en Irwaa-oe l-Ghaliel van Al-Albaanie 2/175.
[2] Sah’ih’ At-Tirmidhie 3/180 en Sah’ih’ Ibn Maadjah, Al-ierwaa-e 2/175.
[3] Overgeleverd door Al-Bayhaqie in As-soenan Al-Koebra, hij heeft de keten van overleveraars goed verklaard 2/211. Sheikh Al-Albaanie heeft gezegd in irwaa-oe l-Ghaliel, de keten van overleveraars is authentiek 2/170. Deze hadith is overgeleverd door ‘Omar (moge Allah tevreden met hem zijn).