99. Men dient zijn handen bij elkaar te brengen, erin te blazen en het volgende (in het Arabisch) te zeggen: ”In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. “Zeg: Hij is Allah, de Enige. Allah is de Enige van Wie al het geschapene afhankelijk is. Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt. En niet één is aan Hem gelijkwaardig.”
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. Zeg: “Ik zoek bescherming bij de Heer der dageraad. Tegen het kwaad dat Hij geschapen heeft. En tegen het kwaad van de donkere nacht wanneer hij aanbreekt. En tegen het kwaad van hen die op knoppen blazen. En tegen het kwaad van een jaloerse wanneer deze jaloers is”
Bismie llaahie rrah’maanie rrah’ieem. ”Qoel a’oedhoe bierabbie l-falaq ! Mien sharrie maa Khalaq ! Wa mien sharrie ghaasieqien iedhaa waqab ! Wa mien sharrie annaffaathaatie fie l-‘oqad ! Wa mien sharrie h’aasiedien iedhaa h’assad”.
In de naam van Allah, de Erbarmer, de Meest Barmhartige. Zeg: “Ik zoek bescherming bij de Heer (Allah) van de mensen. De koning van de mensen. De God van de mensen. Tegen het kwaad van de wegsluipende influisteraar. Degene die in de harten van de mensen influistert. Van de Djinn’s en de mensen. Ga na het zeggen van de smeekbedes met je handen over je hele lichaam. Je begint met je hoofd en gezicht. Voer deze handeling drie keer uit [1].
Daarna over alle lichaamsdelen heen te wrijven met de handen, beginnend bij het hoofd, handen en de rest van het lichaam (dit dient drie keer gedaan te worden).
100. Allah, er is geen god dan Hij, de Levende, de Zelfstandige, sluimer noch slaap kan hem treffen, aan Hem behoort toe wat er in de Hemelen en wat er op de aarde is. Wie is degene die voorspraak doet bij Hem zonder zijn verlof? Hij kent wat er voor hen is en wat er achter hen is. En zij kunnen niets van Zijn Kennis omvatten, behalve wat Hij wil. En Zijn Zetel strekt zich over de Hemelen en de aarde en het waken over beide vermoeit Hem niet. En Hij is de Verhevene, de Almachtige [2].
“Allaahoe laa ielaaha iellaa hoewa, Al-h’ayyoe Al-qayyoem. Laa ta-ekhoedoehoe sienatoen walaa nawm. Lahoe maafie ssamaawaatie wa maa fie l-ard. Men dhe lladhie yashfa’oe ‘iendahoe iellaa bie'iednieh. Ya’lemoe maa bayna aydieehiem wa maa khalfahoem. Walaa yoeh’ieetoena bieshay-ien mien ‘ielmiehie iella biemaa shaa'. Wassie’a korsieyyoehoe ssamaawaatie wal-ard, walaa ya'oedoehoe h’iehdoehoema, wa hoewa al-‘aliyyoe al-‘adhziem”.
101. De Boodschapper gelooft in wat hem van zijn Heer is geopenbaard, en (ook) de gelovigen, allen geloven in Allah, en zijn Engelen en Zijn Boeken en Zijn Boodschappers. Wij maken geen onderscheid tussen zijn Boodschappers. Zij Zeiden: “Wij luisteren en wij gehoorzamen, vergeef ons, onze Heer, en tot U is de Terugkeer”. Allah belast niemand, dan volgens zijn vermogen. Voor hem is hetgeen (de beloning) dat hij doet en voor hem is hetgeen (de bestraffing) wat hij doet. “Onze Heer bestraf ons niet als wij vergeten of als wij fouten maken. Onze Heer, belast ons niet zoals U degenen v??r ons belast heeft. Onze Heer, belast ons niet met wat wij niet kunnen en dragen en scheld ons kwijt en vergeef ons en wees ons genadig. U bent onze Mester en help ons tegen het ongelovige volk” [3].
“Aamana rrasoeloe biemaa oenziela ielayhie mien rabbiehie wal moe’mienoen. Koelloen aamana biellaahie wa malaa’iekatiehie wa koetoebiehie wa roesoelieh. Laa noefarrieqoe bayna ah’adien mien roesoelieh. Wa qaaloe samie’na wa ata’na, ghofraanaka rabbanaa wa ielayka al massieer ! Laa yoekalliefoe Allaahoe nafsan iellaa woes’aha, lahaa maa kasabat wa ‘alayha ma-ktasabat, rabbanaa laa toe’aakhiedna ien nasieena aw akhta’na, rabbanaa wa laa tah’miel ‘alayna iessran kamaa h’amaltahoe ‘ala alladiena mien qablienaa, rabbana wa laa tO’ammielna maa laa thaaqata lana bieh, wa’foe ‘annaa waghfier lana warh’amnaa anta mawlaana fansoerna ‘ala al-qawmie al-kaafierien”. .
102. In Uw naam [4] mijn (rab) Heer, leg ik mijn zijde neer en in Uw naam hef ik hem op. Als U mijn mijn ziel neemt, heb dan genade met haar. En als U haar (ziel) terug zendt behoed haar dan net zoals U Uw rechtschapen dienaren behoedt.
“Biesmieka rabbie wada’toe djanbie, wa bieka arfa’oeh, fa-ien amsakta nafsie farh’amhaa, wa ien arsaltaha fah’fadh-ha, biema tah’fadhoe biehie ‘iebaadaka assaalieh’ieen”.
103. O Allah, U hebt mijn ziel geschapen en U neemt haar terug. U hebt de macht over haar dood en leven. Als U haar levend houdt bescherm haar dan en als U haar (ziel) neemt vergeef haar dan. O Allah, ik vraag U om bescherming [6].
“Allaahoemma iennaka khalaqta nafsie wa anta tawaffaahaa, laka mamaatoeha wa mah’yaahaa, ien ah’yaytaha fah’fadh-haa, wa ien amattahaa faghfier laha. Allaahoemma iennie as’aloeka al-‘aafieyah”.
104. O Allah [7] bescherm mij van Uw bestraffing op de dag dat U Uw dienaren zult laten doen opstaan (reciteer dit 3 keer in het Arabisch). [8].
105. In Uw naam, O Allah, sterf ik en leef ik [9].
"ÈöÇÓúÜãößó ÇááøåõÜãøó ÃóãÜæÊõ æóÃóÍúÜíóÇ"
“Biesmieka Allaahoemma amoetoe wa ah’ya”.
106. Zal ik jullie een goede zaak aanwijzen die beter voor jullie is dan een bediende, als jullie naar jullie slaapplaats wend zeg dan: “Geprezen is Allah (33 keer reciteren in het Arabisch), alle lof behoort aan Allah (33 keer in het Arabisch), Allah is de grootste (34 keer in het Arabisch). [10]
“Soebh’aana llaah, wal-h’amdoe liellaah, wa llaahoe Akbar”.
107. O Allah, Rab (Heer) der zeven hemelen en Heer der omvangrijke Troon (‘Arsh). Onze Rab (Heer) en de Rab (Heer) van alles. Degene die de graankorrel en de dadelpit doet ontkiemen [11]. De Openbaarder van de Thorah, de Indjiel en de Foerqaan [12]. Ik zoek toevlucht bij U tegen het kwaad van al datgene dat U bij de voorhoofdslok zal grijpen [13]. O Allah, U bent de Eerste en niets kwam voor U, U bent de Laatste en niets komt na U, U bent de meest Hoge en niets zal hoger zijn dan U, U bent de meest Dichtstbijzijnde en niets is dichterbij dan U. Laat onze leningen kwijtschelden en behoed ons tegen armoede [14].
“Allaahoemma rabba ssamaawaatie assab’ie wa rabba al-‘arshie al-‘adhieem, rabbana wa rabba koellie shay-ien, faalieqa al-h’abbie wannawaa, wa moenziela attawraatie wal-indjieel, wal-foerqaan, a’oedhoe bieka mien sharrie koellie shay-ien anta aakhiedoen bienaasieyatieh. Allaahoemma anta al-awwaloe falaysa qablaka shay-oen, wa anta al-aakhieroe fa laysa ba’daka shay-oen, wa anta adhaahieroe fa laysa fawqaka shay-oen, wa anta al-baathienoe fa laysa doeenaka shay-oen, iedhie ‘annaa addayna wa aghniena mien al-faqr”.
108. Alle lof behoort aan Allah, Hij die ons voorzien heeft van voedsel en drank, ons beschermd en onderdak biedt, want hoeveel zijn er die geen bescherming en onderdak hebben [15].
“Al-h’amdoe liellaahie Alladhie Ath’amana wa saqaanaa, wa kafaanaa, wa aawaana, fakem miemman laa kaafieya lahoe walaa moe’wie”.
109. O Allah, Kenner van het onwaarneembare en het waarneembare, Schepper van de hemelen en de aarde, Heer en Bezitter van alles. Ik getuig dat er geen God is dan U. Ik zoek mijn toevlucht bij U tegen het kwade van mijn ziel en tegen het kwade van Shaytan en zijn afgoderij. (Ik zoek mijn toevlucht bij U) tegen het brengen van kwaad in mijn ziel of het kwaad brengen aan een moslim [16].
“Allaahoemma ‘aaliema al-ghaybie wassha-haadah faathiera ssamaawaatie wal-ardh, rabba koellie shay-ien wa malieekah, ash-hadoe an laa ielaaha iellaa ant, a’oedhoe bieka mien sharrie nafsie, wa mien sharrie asshaytaanie wa shierkieh, wa an aqtariefa ‘ala nafsie soee’an, aw adjoerrahoe ielaa moesliem”.
110. De profeet sliep nadat hij het volgende uit de Qor-aan reciteerde: Soerat As-Sadjdah (nummer 32) en Soerah Al-Moelk (nummer 67) in het Arabisch. “Alief Laam Miem ! De neerzending van het Boek waaraan geen twijfel is...”
“Gezegend is Degene in Wiens Hand de heerschappij is…” [17].
111. Voor het slapen gaan dient men de wassing te verrichten zoals deze voor het gebed gedaan zou worden, ga dan op je rechterzijde liggen en reciteer dan deze smeekbede:” O Allah, ik onderwerp mijzelf aan U. Ik vertrouw mijn zaken toe aan U, ik richt mijn gezicht tot U. Ik leg mezelf neer bij U, met hoop en vrees naar U. Er is noch toevlucht noch ontsnapping behalve bij U. Ik geloof in Uw boek (de Qor-aan) die u hebt neder gedaald en in Uw profeet die U gezonden hebt. Als men streft in de slaap dan sterft hij in fietrah (natuurlijke aanleg). [18].
“Allaahoemma aslemtoe nafsie ielayka, wa fawwadhtoe amrie ielayka, wa wadjjahtoe wadjhie ielayka, wa aldja-toe dha-hrie ielayka, raghbatan wa rahbatan ielayka, laa maldja-a walaa mandjan mienka iellaa ielayka, aamantoe biekietaabieka alladhie anzalta wa bienabieyyieka alladhie arsalta”.
[1]Zie Al-Boekhaarie, van Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 9/62, Moesliem 4/1723.
[2]2:255. Degene die dit reciteert wanneer hij ligt om te gaan slapen, zal door Allah een beschermende (engel) worden aangewezen en de shaytan zal hem niet kunnen benaderen tot in de morgen. Zie Al-Boekhaarie, van Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 4/487.
[3]2:285-286. Deze twee verzen zijn genoeg voor iedereen die ze reciteert voor het slapen gaan. Zie Al-Boekhaarie, from Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 9/94, Moesliem 1/554.
[4] “Als iemand van jullie uit zijn bed stapt en later weer terug keert laat hem dan zijn beddegoed drie keer uitschudden en de naam Allah roepen, want jullie weten niet wat erna jullie bed is ingegaan.
[6] Overgeleverd door Moesliem 4/2083, Ahmad 2/79 en Ibn As-soennie in ‘amaloe lyawmie wallaylah onder het nummer 721.
[7] “Wanneer de profeet ging liggen om te slapen, plaatste hij zijn rechterhand onder zijn wang en reciteerde deze smeekbede.
[8] Aboe Daawoed 4/311. Zie ook Sah’ih’ At-Tirmidhie 3/143.
[9] Hier zijn de betekenissen sterven en leven bedoelt als slapen en wakker zijn. Dit Verklaart waarom de normale volgorde van slapen en wakker omgedraaid in deze H’adieth. In andere contexten worden het woord leven voor het woord sterven genoemd. Zie Qor-aan 2:258, 3:156, 7:158 etc. Zie ook Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 11/113, Moesliem 4/2083.
[10] Al-Boekhaarie, from Al-’Asqalaanie, Fath’ Al-Baarie 7/71 en Moesliem 4/2091.
[11] Zie Qor-aan 6:95, het verwijst naar het ontkiemen en het uit laten komen van de zaden.
[12] Het Arabische zegt hier Foerqaan, één van de woorden die Qor-aan aanduid. Foerqaan betekent “onderscheider”. Dit wordt gebruikt wanneer men een onderscheid maakt tussen het goede en het slechte, Foerqaan wordt ook gebruikt bij het ontkiemen van de zaden dat eerder genoemd is in de hadieth.
[13] Zie Qor-aan 96:15, waar een aanval op de voorhoofdslok zal leiden tot verwerping in de Hel.