» Titel : As-Sahaabah (De metgezellen van de profeet Mohammed)
» Volgnr: 111
As-Sahaabah (De metgezellen van de profeet Mohammed)
(De metgezellen van de profeet Mohammed )
De betekenis van het woord sahib is iemand die nauw verbonden is met een ander. En het woord sahibahoe wordt in de Arabische taal uitgelegd als: hij was verenigd met, was in gezelschap van of vergezelde hem, hij was of werd zijn metgezel, vriend of partner. Wat betreft de definitie van een sahabie: iemand behoort moeslim te zijn en te sterven als moeslim, ooit de profeet gezien of ontmoet te hebben of het voorrecht genoten te hebben in zijn gezelschap, zelfs voor een korte tijd, te hebben verkeerd.
Het begrijpen van de levens van de metgezellen van de profeet is van groot belang voor het correcte begrijpen van de islaam. Want door hen hebben we over de Qoraan en de Soennah geleerd. Zij legden de suggesties uit van vele bepalingen van Allah en Zijn profeet.
Ibn abd al-Barr heeft gezegd: “Weet, dat het eerste waarnaar de student en de geleerde zich na het Boek van Allah keren de Soennah van Zijn boodschapper is want het legt de bedoelingen uit van Allah zoals ze worden weergegeven in Zijn Boek. En één van de belangrijkste elementen die ons helpen de Soennah te begrijpen en te behouden is de kennis van diegenen die het hebben overgeleverd op het gezag van hun profeet. En dit zijn zijn metgezellen die zich deze Soennah herinneren en het op de correcte wijze hebben overgeleverd. Zij behoren tot de beste oemmah (gemeenschap) die ooit naar de mensheid is gestuurd.
Overgeleverd door Abdullah: “De profeet zei: ‘De beste mensen zijn diegenen die in mijn generatie leven en daarna diegenen die hen zullen opvolgen en daarna diegenen die hen zullen opvolgen...”
(al-Boechaarie)
Hun rechtschapenheid is bevestigd door Allah en Zijn profeet . In vele ayaat en ahadieth kunnen we hierover lezen. Zij waren zuiver en rechtschapen in hun dien (geloof). Maar deze kwaliteit van de metgezellen is alleen van toepassing op diegenen die in het vroege stadium de islaam hadden geaccepteerd, in de profeet geloofden, hem sterkten en hem hielpen en in zijn gezelschap verkeerden. En het is niet van toepassing op iedereen die hem zag, noch op iedereen die in hem geloofde.
RESPECT HEBBEN VOOR EN ‘HOUDEN VAN’ VAN DE SAHAABAH
Qadie Iyad zei: “Een deel van respect hebben voor en gehoorzaam zijn aan de profeet bestaat uit respect hebben voor zijn metgezellen, hen gehoorzamen, hen volgen, vergeving voor hen vragen en vijandschap tonen aan degenen die vijandig zijn jegens hen. Als er iets is overgeleverd over hen dat gaat over de beproevingen waarin zij zich bevonden en die onder hen plaatsvonden, neem dan de beste interpretatie daarvan. En kijk naar de meest correcte weg daarvan, want dat is wat zij verdienen. Geen van hen mag ooit op een negatieve manier genoemd worden of over iets de schuld krijgen. We moeten hun goede- en hun rechtschapen daden vermelden en hun als voorbeeld dienende levens op ons in laten werken.
Geleerden hebben over deze hadieth gezegd dat dit betekent dat als je je weerhoudt van het diep overpeinzen over Allahs Bepaling van de Schepping, dit een teken van geloof is en het accepteren van onze beperkingen in het begrijpen wat verbonden is aan Allahs Heerschappij (domein) van handeling. Als iemand gelooft dat hij invloed heeft in menselijke aangelegenheden, onafhankelijk van Allahs Almachtige Wil, is hij een polytheïst (moeshriek). En als iemand fouten vindt bij de metgezellen van de profeet en iets slechts over hen zegt is hij een huichelaar. Het is verplicht voor de moeslims om van Allah te houden, om van Zijn boodschapper te houden en van hetgeen te houden dat de profeet als leiding heeft gebracht. Het is verplicht van zijn afstammelingen, zijn metgezellen, zijn vrouwen, zijn kinderen, zijn bedienden en van diegenen te houden die van hem houden en diegenen te haten die hem haten. Dit is de ware betekenis van het houden van voor Allahs zaak en het haten voor Allahs zaak en dit is het mooiste soort geloof.
De profeet heeft ons gewaarschuwd altijd aan zijn Soennah vast te houden en aan de Soennah van zijn rechtgeleide chaliefen. Want er is maar één correcte weg; de weg van de islaam. In een hadieth staat:
Allahs boodschapper gaf ons een vermaning die de ogen met tranen vulden en de harten vrees inboezemden, aldus zeiden wij: ‘O boodschapper van Allah! Het is alsof dit een afscheidstoespraak is, dus wat raad je ons aan?’
Hij zei: “Ik heb jullie met duidelijk bewijs achtergelaten, z’n nacht is zoals z’n dag, niemand dwaalt er van af behalve degene die is vernietigd en diegene die (lang) onder jullie leeft zal grote verdeeldheid zien. Dus blijf bij wat je weet van mijn Soennah en de Soennah van de rechtgeleide chaliefen - klem je eraan vast met je kiezen en blijf bij gehoorzaamheid zelfs al is het bij een Abessijnse slaaf, aangezien de gelovige zoals de onderworpen kameel is, waar hij naar toe wordt geleid, hij volgt.”
(Ahmad, Ibn Maadjah, Al-Haakim)
Dit is een waarschuwing van de profeet dat we ons altijd vast moeten houden aan zijn Soennah.
Maimoen ibn Mahran zei tegen Ibn Abbaas: “Vermaan me.” Ibn Abbaas antwoordde: “Ik roep je op Allah te vrezen, weg te blijven van astrologie omdat het een uitnodiging tot voorspelling is, op te passen voor het noemen van enige metgezellen van Allahs boodschapper behalve als het iets goed is, want Allah heeft deze dien door hen laten zegevieren en pas op om over de Qadar (voorbeschikking) te spreken want twee mensen praten er niet over behalve dat één of beide van hen zonden begaan.”
En Allahs boodschapper heeft gezegd dat Allah zei:
“Als iemand een vriend van Mij zijn vijand maakt, verklaar Ik de oorlog tegen hem.”
“ De eersten van de moehadjiroen en de Ansaar die de islaam accepteerden en ook diegenen die hen volgden. Allah is wel behaagd met hen zoals zij wel behaagd met Hem zijn. Hij heeft voor hen Tuinen voorbereid waaronder rivieren stromen (Paradijs) om daar voor eeuwig te vertoeven. Dat is het grootste succes.”
(at-Tauwbah: 100)
“(En er is ook een deel in deze oorlogsbuit) voor de moehadjirien (arme emigranten) die uit hun huizen en van hun eigendom werden verbannen om de Gunsten van Allah te verkrijgen en Hem te behagen. En om Allah (Zijn islaam) en Zijn boodschapper te helpen. Dit zijn voorzeker de rechtschapenen.”
“En diegenen (Ansaar) die, voor hen, huizen (in Medinah) hadden en het geloof hadden aangenomen- houden van diegenedie naar hen emigreren en geen jaloezie in hun borst (hart) hebben voor datgene wat aan hen werd gegeven (van de oorlogsbuit van Banie Nadir) en (Ansaar) geef hen (moehadjirien) voorkeur boven zichzelf, zelfs ofschoon zij het nodig hadden. En een ieder die gered wordt van zijn eigen hebzucht, zij zullen succesvol zijn.” (al-Hasjr: 8-9)
Een mooi voorbeeld hiervan is Aboe Talhah van de Ansaar die bij het horen van deze aya zijn mooiste bezit als sadaqah weggaf. En dat was zijn tuin Bairaha. Dat is de mooiste sadaqah- als je zielsveel van je bezit houdt en je geeft het vervolgens weg als sadaqah.
Al deze ayaat spreken over de plaats die Allah geeft aan as-Sahaabah. Hij prijst ze voor hun daden en belooft ze het Paradijs. Allah was behaagd met as-Sahaabah. In een hadieth van al-Boechaarie staat bijvoorbeeld dat de arch (troon) van Allah schudde bij de dood van de sahaabie Sa’d bin Moe’adh. Dit betekent dat de arch verheugd was met het opstijgen van de roh (ziel van Sa’d naar de Hemel).
En de Sahaabah zijn diegenen die de kennis doorgaven nadat zij ieder woord en iedere handeling in hun harten en gedachten hadden opgeslagen. Zij hielden meer van de profeet dan van zichzelf.
“De profeet staat dichter bij de gelovigen dan hun eigen zelf.”
(al-Ahzab: 6)
In de volgende hadieth lezen we hoe één van de Sahaabah, Omar , van de profeet hield.
Overgeleverd door Abdullah bin Hisham :
“We waren met de profeet en hij hield de hand van Omar bin al-Chattab vast. Omar zei tegen hem . O Allahs boodschapper! Jij bent dierbaarder voor mij dan alles behalve mijzelf.”
De profeet zei: “Nee, bij Hem in Wiens Hand mijn ziel is, (jij zult geen compleet geloof hebben) todat ik dierbaarder ben voor jou dan jezelf.”
Toen zei Omar tegen hem: ‘Nu, bij Allah ben je dierbaarder voor mij dan mijzelf.”
De profeet zei: “Nu, O Omar (nu ben je een gelovige).” (al-Boechaarie)
En de profeet heeft eveneens de kennis en kwaliteiten van zijn metgezellen geprezen. Dit komt tot uiting in de volgende hadieth.
Overgeleverd door Aboe Moesa al-Ash’arie die zei dat de profeet heeft gezegd:
“De sterren zijn beheerders voor de hemel en wanneer de sterren verminderen brengt de hemel wat werd beloofd (dit betekent de corruptie van de wereld en het komen van de Dag des Oordeels) en ik ben een beheerder voor mijn metgezellen, dus als ik ga zullen mijn metgezellen gebracht worden naar wat hen werd beloofd (fitnah en verdeeldheid) en mijn metgezellen zijn beheerders voor mijn oemmah, dus als zij gaan zal mijn oemmah gebracht worden naar wat jullie werd beloofd (dit betekent het volgen van hawa [eigen wil] en het wedijveren voor de doenja).”
(Moeslim, Ahmad)
In deze hadieth lezen we dus hoe de profeet een vergelijking maakt met de sterren die beheerders voor de hemel zijn zoals zijn metgezellen beheerders voor de oemmah behoren te zijn. En zo behoren wij ze te behandelen. Met een enorm respect en een groot houden van. We hebben hen nodig om tot de kennis te komen die de profeet aan hen heeft onderwezen.
Az-Zoehrie heeft hierover gezegd, overgeleverd door Dariemie: “Pas op met dingen voor jezelf te beoordelen. Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, als je dingen voor jezelf beoordeelt zul je zeker het wettige onwettig verklaren en het onwettige wettig verklaren. Hetgeen je bereikt van degenen die van de metgezellen van Mohammed leerden; breng het in praktijk.”
Hetzelfde luidt de verklaring van al-Awzai:
“Kennis is wat komt van de metgezellen van Mohammed en wat niet van hen komt is geen kennis. (Overgeleverd door Ibn abd al-Barr)
Als we kijken in de geschiedenis van de islaam zien we dat alle ahadieth door de Sahaabah zijn overgeleverd. Zij gingen zeer zorgvuldig hiermee om. De profeet had namelijk verklaard dat degene die opzettelijk een niet correcte verklaring van hem overleverde zijn bestemming in het Vuur zou vinden. Vandaar dat zij het vaak aan de ander overlieten om de hadieth te overleveren. Het gebeurde dikwijls dat een Sahaabie een hadieth wist die tot de nadering van zijn dood nog niet door een andere Sahaabie was overgeleverd. De stervende Sahaabie leverde toen pas de hadieth over en verklaarde dat het een bewaarde schat was die hij afdroeg. De geschiedenis heeft veel van zulke incidenten vermeld. In de vroegere dagen van de islaam was de dood van een Sahaabie een grote gebeurtenis. Het nieuws van zijn dood verspreidde zich overal alsmede de ahadieth die hij vanuit zijn sterfbed overleverde.
Aboe Hoeraira was de Sahaabie die de meeste ahadieth overleverde. Maar liefst 5,374 ahadieth zijn er door hem vermeld en van Aisha 2,286. En er zijn nog vele Sahaabah die minder ahadieth overleverde.
We kunnen er aldus over eens zijn dat de kennis van de Sahaabah afkomt.
Anas zei dat Allahs boodschapper heeft gezegd:
“De gelijkenis van mijn metgezellen (tussen de mensen) is zoals zout in het voedsel. Voedsel is niet goed zonder dat.” (Gedeelte hadieth van al-Boechaarie)
Soebhana Allah! Hier een vergelijking van de metgezellen met zout in het voedsel. De islaam is dus niet compleet zonder de metgezellen.
Wij hebben hen nodig, wij hebben hun kennis nodig. En de profeet bevestigt dat diverse malen.
Al Hasan al-Basrie zei: “Ons zout is verdwenen. Wat voor goeds is er in ons over? Het goede van hen bestond in hun richting en hun rechtschapen leiding, hun nauwgezetheid in gehoorzaamheid, hun bevelen van het goede en het verbieden van het slechte en hun toelichting op de Shariah van de zaken van de dien (religie).”
Soebhana Allah! Al Hasan al-Basrie leefde in de tijd van de Tabie’ien (dus degenen die de Sahaabah ontmoet hadden) en hij verklaart dat er zelfs in zijn tijd nauwelijks het goede aanwezig was. Wij leven al zovele generaties verder, wat zijn wij nog eigenlijk? Wat is er van onze islaam overgebleven? Hoe gaan wij op in de doenja!
In een ander verhaal zegt al-Hasan al-Basrie:
“Ik heb de Sahaabah gezien en de doenja (dit leven) voor hun was minder waard dan de stof onder hun voeten. En ik zag wanneer de avond voor hen kwam en zij alleen eten voor zichzelf hadden. En zij dachten: ‘Hoe durven we dit eten voor onszelf te houden.’
En zij gaven het als sadaqah (liefdadigheid) aan andere moeslims, omdat zij dachten dat anderen meer honger zouden hebben dan zijzelf terwijl zij het zelf eigenlijk meer nodig hadden.”
In een hadieth overgeleverd door Ibn Abbaas zei de profeet tijdens zijn laatste ziekte:
“O mensen! Mensen zullen talrijk worden en de Ansaar (de inwoners van Medinah)zullen verminderen in aantal totdat zij onder de mensen zullen zijn zoals zout in het voedsel is. Een ieder die daarom leider wordt en macht uitoefent om kwaad te doen of het goede te doen, laat hem van de Ansaar het goede accepteren en het kwaad verontschuldigen van de zondaren onder hen.” (Als dit niet de grenzen overschrijdt van Allah en van de rechten van de mensen)
(al-Boechaarie)
En Allah waarschuwt in de Qoraan diegenen die slecht doen tegen de ware gelovigen, die hen beledigen, of hen beschuldigen van onterechte zaken.
“Voorzeker, diegenen die Allah en Zijn boodschapper hinderen - Allah heeft hen in deze wereld en in het Hiernamaals vervloekt en voor hen een vernederende straf voorbereid.”
“En diegenen die gelovige mannen en vrouwen onterecht hinderen/lastig vallen dragen op zichzelf de misdaad van laster en grote zonde.”
(al-Ahzab: 57-58)
Ibn Kezegt in zijn Tafsier hierover:
“Ibn Abbaas zei dat de aya “diegenen die Allah en Zijn boodschapper hinderen” geopenbaard werd i.v.m. diegenen die het huwelijk van de profeet met Saffiya bint Hoeyayy ibn Akhtab vervloekten. Maar de ogenschijnlijke betekenis is dat de aya algemeen is en van toepassing is op al diegenen die de profeet in iets hinderen, want diegenen die de profeet hinderen/lastig vallen hinderen Allah , net zoals diegenen die hem gehoorzamen Allah gehoorzamen.
Dan verder Allahs Verklaring: “En diegenen die de gelovige mannen en vrouwen onterecht hinderen”, betekent dat zij iets aan hen toeschrijven waarin zij onschuldig zijn en nooit hebben gedaan; “diegenen dragen op zichzelf de misdaad van laster en een grote zonde”. Dit is de meest ernstige laster; om iets te verkondigen over de gelovigen dat zij nooit deden, maar alleen met het doel hen te schande te maken en gebreken m.b.t. hen te veronderstellen.
De meeste van hen die zich hier mee inlaten zijn de rafida (verwerpers- Shia) die de metgezellen bekritizeren, hen beschuldigen van iets waarvan Allah Zelf hen onschuldig verklaarde en fouten aan hen toeschreven die nooit door Allah werden genoemd.
Allah heeft gezegd dat Hij behaagd is met al-moehadjiroen en de Ansaar en Hij prees hen, terwijl de onwetenden hen beledigen, hen beschuldigen van fouten en slechte gewoonten. En zij zeggen dingen over hen die ze nooit tijdens hun leven hebben gedaan. Deze beschuldigers zijn in feite ziek in hun hart want zij kwetsen degenen die worden geprezen en zij prijzen degenen die worden veracht.
Er is overgeleverd van Amr ibn Othmaan dat de profeet zei:
“De ergste riba van alle riba’s is de eer (van een moeslim) te schenden.” (Sahih Djaamea)
“Beledig mijn metgezellen niet omdat Allah degenen vervloekt die mijn vrienden beledigt.” (at-Tabaraanie- Overgeleverd door Aisha )
Opnieuw een waarschuwing van de profeet dat Allah degenen vervloekt die de metgezellen beledigen.
In een andere hadieth zei de profeet over de Ansaar:
“De Ansaar! Niemand houdt van hen behalve een gelovige en niemand haat hen behalve een huichelaar. Degene die van hen houdt, Allah houdt van hem; en degene die hen haat, Allah haat hem.” (al-Boechaarie)
Beledig mijn metgezellen niet. Bij Hem in Wiens Hand Mijn ziel is, Als één van jullie in liefdadigheid zoveel goud zou uitgeven (als de berg Oehoed),zou het nog niet de hoeveelheid van een pond (modder) bereiken van de liefdadigheid van één van hen, noch zelfs een helft ervan.” (al-Boechaarie & Moeslim)
Dit laat de grote superioriteit en rechtschapenheid zien van de profeets metgezellen over andere moeslims. Als één van ons liefdadigheid in goud zou uitgeven als de berg Oehoed bereikt het nog niet de hoeveelheid van een pond modder van één van de Sahaabah!!!
Imaam Nawawie zei dat het vervloeken van de metgezellen één van de meest verdorven handelingen (min akbar al-fawahish) is terwijl de schrijver (Iyad) het onder de grote zonden (kaba’ir) rekent. Zo’n beschuldiging wordt gestraft met een lijfelijke straf volgens de meerderheid van de geleerden, terwijl volgens sommige van de wetscholen Maalik en Hanafie de schuldige moet worden geëxcuteerd. In sommige boeken van hen wordt verklaard dat het beledigen van de twee Sahaabah (Aboe Bakr en Omar ) voor ongeloof (koefr) staat.
Ali noemde Aboe Bakr en Omar de Sheichs van islaam.
Anas zei:
“Een man kwam naar Ali Ibn abi Talib en zei: ‘O leider van de gelovigen, ik hoorde je op de mimbar zeggen: ‘O Allah help mij zoals U de rechtgeleiden en onderwezen chaliefen hielp.’
‘Wie zijn zij?’ Anas zei: ‘Tranen welden op in de ogen van Ali en vielen naar beneden. Toen antwoordde hij: ‘Aboe Bakr en Omar, de twee leiders van rechtschapen leiding en de twee Sheichs van islaam, de twee mannen van Qoeraish, de twee die gevolgd worden na de boodschapper van Allah .
Een ieder die deze twee volgt verkrijgt respect, een ieder die leeft naar de erfenis van deze twee is geleid naar een recht pad, een ieder die bij deze twee blijft is van de Djama’ah... en de Djama’ah- zij zijn degenen die gered zijn.”
Hieronder volgen enkele ahadieth over de plaats die de islaam aan de Sahaabah geeft en over hun imaan (geloof). In het bijzonder over de vier rechtgeleide chaliefen: Aboe Bakr en Omar , Othmaan en Ali .
Overgeleverd door Ibn Abbaas : “Terwijl ik tussen de mensen stond die Allah aanriepen voor Omar ibn al-Chattab die op zijn bed lag (zojuist gestorven) liet een man achter mij zijn ellebogen op mijn schouder rusten en zei: ‘(O Omar) Moge Allah Zijn Genade aan jou schenken. Ik hoopte altijd dat Allah jou met je twee metgezellen zal houden want ik hoorde Allahs boodschapper vaak zeggen: ‘Ik, Aboe Bakr en Omar waren daar; ik, Aboe Bakr en Omar deden dit; ik, Aboe Bakr en Omar vertrokken.’
Aldus hoopte ik dat Allah jou met beide van hen zal houden.’ Ik draaide mij om en zag dat de spreker Ali ibn Abie Taalib was.” (al-Boechaarie)
Overgeleverd door Ibn Abbaas: “Toen Omar op zijn sterfbed werd geplaatst verzamelden de mensen zich rondom hem, riepen Allah aan en deden doea voor hem voordat het lichaam werd weggenomen en ik bevond mij onder hen. Plotseling voelde ik iemand die mijn schouder vastpakte en zag dat het Ali ibn Abie Taalib was. Ali riep Allahs Genade aan voor Omar en zei: ‘O Omar jij hebt geen persoon achtergelaten wiens daden ik begeer meer te imiteren dan die van jou, noch zou ik het meer prefereren Allah te willen ontmoeten met andere daden dan jouw daden. Bij Allah! Ik dacht altijd dat Allah jou met je twee metgezellen zou houden want erg vaak hoorde ik de profeet zeggen: ‘Ik, Aboe Bakr en Omar gingen ergens, ik Aboe Bakr en Omar kwamen ergens en ik, Aboe Bakr en Omar vertrokken.” (al-Boechaarie)
In deze hadieth kunnen we ook zien dat er onderling een enorm respect bestond tussen de Sahaabah. In dit geval was het Ali die de daden van Omar zo erg prees en hoopte ze ooit te kunnen evenaren.
Overgeleverd door Aboe Moesa: “Terwijl ik met de profeet in één van de tuinen van Medina was, kwam een man en vroeg mij de poort te openen. De profeet zei tegen mij:’Open de poort voor hem en geef hem de blijde tijdingen dat hij het Paradijs zal binnengaan.’ Ik opende de poort voor hem en ziedaar! Het was Aboe Bakr. Ik informeerde hem over de blijde tijdingen die de profeet had vermeld en hij prees Allah. Daarna kwam een andere man en vroeg mij de poort te openen. De profeet zei tegen mij: ‘Open de poort en geef hem de blijde tijdingen van het binnengaan van het Paradijs. Ik opende de poort voor hem en ziedaar! Het was Omar. Ik informeerde hem over wat de profeet had gezegd en hij prees Allah.
Toen kwam een andere man en vroeg mij de poort te openen. De profeet zei tegen mij: ‘Open de poort voor hem en informeer hem over de blijde tijdingen van het binnengaan van het Paradijs met een rampspoed die hem zal overkomen.’
Ziedaar! Het was Othmaan. Ik informeerde hem over wat Allahs profeet had gezegd. Hij prees Allah en zei: ‘Ik vraag Allahs Hulp.’”
Overgeleverd door Anas : Allahs boodschapper daalde de berg van Oehoed af met Aboe Bakr, Omar en Othmaan en de berg schudde. Allahs boodschapper zei: “Wees kalm, o Oehoed!” Ik denk dat hij hem met zijn voet raakte en zei: “Er is niemand op jou behalve een profeet, een siddieq (betrouwbaar) en twee shahied (gestorven t.b.v. Allahs Zaak in Djihaad.”
Dit is ook een bewijs dat de profeet toegang had tot sommige zaken van al-ghaib. Hij wist dat Aboe Bakr niet zou sterven als shahied en Omar en Othmaan wel.
Overgeleverd door Ibn Omar :”Tijdens het leven van de profeet vergeleken we de mensen wie er beter was. We beschouwden AbBakr als de beste en daarna Omar en daarna Othmaan.”
Overgeleverd door Amr bin al-As : “De profeet stuurde mij om het leger van Dhat-as-Salaasil te leiden. Ik kwam naar hem en zei: “Wie is de meest geliefde persoon voor jou?” Hij zei: “Aisha.” Ik vroeg: ‘Wie onder de mannen?” Hij zei: “Haar vader.” Ik zei: ‘Wie daarna?” Hij zei: “Daarna Omar ibn al-Chattab.” Vervolgens noemde hij andere mannen.”
Overgeleverd door Hamza’s vader: “Allahs boodschapper zei: “Terwijl ik sliep zag ik mijzelf drinken (melk) en ik was zo tevreden dat ik opmerkte dat de (de melk) vochtigheid uit mijn nagels kwam. Daarna gaf ik (de melk) aan Omar.” Zij (de metgezellen) vroegen: ‘Wat heb je daaruit opgemaakt (over de droom)?”
Hij zei: “(Het is religieuze) kennis.”
Overgeleverd door Aboe Hoeraira :Allahs boodschapper zei: “Onder de volkeren voor jullie waren er mensen die geïnspireerd (ofschoon zij geen profeten waren) werden. En als er één van die personen onder mijn volgelingen is, dan is het Omar.”
Omar ibn al-Chattab bezocht dikwijls een oude vrouw in Medinah om haar met enig werk te helpen en wanneer hij ging vroeg hij haar wat zij nodig had. Op een keer toen hij ging vertelde zij hem dat een man al voor hem was geweest en al het werk voor haar had gedaan. Vanaf dat moment, iedere keer dat Omar naar haar toe ging, vertelde de oude vrouw hetzelfde verhaal. Op een dag vertrok hij vroeger dan normaal en zag een man met zijn gezicht bedekt door een kleed, die zich uit haar huis haastte. Omar volgde de man totdat hij hem stopte. Hij tilde het kleed van zijn gezicht op en zag niemand anders dan Aboe Bakr as-Siddieq. Omar zei tegen hem: “Ik had moeten weten dat niemand behalve jij mij voor had kunnen zijn in deze zaak.”
Aboe Bakr was een groot voorbeeld in het vervullen van zijn verplichtingen aan Allah en de oemmah. In een hadieth lezen we:
Overgeleverd door Aboe Hoeraira dat Allahs boodschapper zei:
“Wie van jullie vast vandaag?” Aboe Bakr zei: “Ik.”
Hij zei opnieuw: “Wie van jullie heeft vandaag de begrafenisstoet gevolgd?” Aboe Bakr zei: “Ik.” Hij zei: “Wie van jullie heeft vandaag de zieken bezocht?”
Aboe Bakr antwoordde: “Ik.” Daarop zei Allahs boodschapper : “Degene zal het Paradijs krijgen die (al deze nobele kwaliteiten en vrome werken) in zichzelf combineert.”
(Moeslim)
Overgeleverd door Sa’d b. Waqqaas dat Omar toestemming vroeg van Allahs boodschapper om hem te bezoeken toen enige vrouwen van de Qoeraish in gesprek waren en hun stem verhieven boven die van hem. Toen Omar toestemming vroeg stonden zij op en haastten zich achter het gordijn. Allahs boodschapper gaf hem glimlachend toestemming. Daarop zei Omar: “Allahs boodschapper moge Allah jou je hele leven gelukkig houden.” Vervolgens zei Allahs boodschapper: ‘Ik verbaas me over deze vrouwen die bij mij waren en zo gauw als zij jouw stem hoorden gingen zij direct achter het gordijn. Daarop zei Omar : ‘Allahs boodschapper jij hebt meer recht dat zij jou moeten vrezen.’ Toen (de vrouwen toesprekend) zei Omar: ‘O jullie vijanden van julliezelf, vrezen jullie mij en vrezen jullie niet de boodschapper van Allah?’
Zij zeiden: “Ja, jij bent hard en streng, vergeleken met de boodschapper van Allah . Daarop zei Allahs boodschapper: ‘Bij Hem in Wiens Hand mijn leven is, als shaitaan jou op de weg zou tegenkomen neemt hij zeker een andere weg dan die van jou.”
(al-Boechaarie)
Deze hadieth toont de sterke imaan (geloof) die Omar ibn al-Chattab bezat en waar hij ook bekend om stond.
En over Ali zei de profeet :
“Jij bent van mij en ik ben van jou.” Omar zei (over Ali): ‘Voordat Allahs boodschapper stierf, was hij behaagd met hem.”.(al-Boechaarie)
En over Othmaan:
De profeet zei: “Degene die de bron van Roema graaft zal het Paradijs krijgen.” Othmaan groef het.
Hij zei ook: ‘Degene die het leger van al-Oesra uitrust zal het Paradijs krijgen.”
Othmaan rustte (het leger) uit.”
En in het volgende verhaal lezen we over hoe de Sahaabah achter de profeet stonden in een moeilijke tijd.
“Het was de eerste keer dat de moeslims tegen de koeffaar (ongelovigen) vochten. De koeffaar waren met veel en de moeslims waren met weinig. De profeet ging in beraad met zijn Sahaabah over de moeilijke situatie waarin zij zich bevonden. Aboe Bakr gaf zijn mening en die was goed. Daarna gaf Omar zijn mening en ook die was goed. Vervolgens zei Mikhdad ibn Amr: ‘O Rasoel-Allah, ga door met wat Allah jou heeft bevolen want wij zijn met jou en Wallah, wij zullen nooit zeggen wat Banie Isra’iel tegen Moesa zei; ‘Ga jij met jouw Rabb vechten en wij blijven hier.’
Maar wij zullen zeggen; ‘ Ga jij met jouw Rabb vechten en wij volgen.’
De rasoel deed doea voor hem en deze drie moeslims die hun advies hadden gegeven behoorden tot de moehadjirien (de emigranten) en zij waren met weinig.
De Ansaar vormden de meerderheid. De Rasoel zei daarna: “O mensen, wat vinden jullie ervan?” (Hij bedoelde de Ansaar) Op dat moment begreep Sa’d ibn Moe’adh wat de profeet bedoelde en hij zei: ‘Wallah, jij bedoelt ons, rasoel Allah?’
Hij zei: “Ja.” Toen zei Sa’d: “Wij geloven in jou en wij geloven dat jij met de Waarheid bent gekomen en wij hebben onze belofte aan jou gegeven om jou te gehoorzamen en naar je te luisteren. Dus doe wat Allah wil. Wallah, als jij de zee oversteekt zullen wij jou volgen. Geen man van ons zal achterblijven en je moet nooit denken dat we niet met jou tegen je vijanden willen vechten. We hebben geduld en zijn sterk tijdens het gevecht. Misschien laat Allah jou iets zien van ons zodat je je blij voelt over ons. En vertrek met de Barakah van Allah .”
Er zijn zo veel ahadieth en verhalen over dit onderwerp te noemen, over de uitmuntendheid van deze Sahaabah. Hoe zij de islaam praktizeerden, hoeveel kennis zij bezaten, hoe zij hun leven voor de islaam wilde geven. En zo vele ayaat in de Qoraan die ons erop wijzen dat we hen moeten respecteren en dat wij de kennis van de islaam via hen moeten leren dus wee degenen die zich tegen één van hen durft te keren. Een ieder die een leugen toeschrijft aan één van de metgezellen van de profeet heeft de grenzen van de Shariah overschreden, de Qoraan ontkent en laster toegeschreven aan de profeet .
Een metgezel die beschuldigd wordt van liegen is beledigd en de profeet heeft degenen vervloekt die zijn metgezellen beledigen. Degenen die daarom zelfs in het minst over de metgezellen liegen krijgen Allahs Vloek over zich. De metgezellen zijn allemaal oprechte getuigen (oedoel), vrienden van Allah en Zijn Verkozenen in de schepping na Zijn profeten en boodschappers.
Abdallah ibn al-Moebarak zei: “Er zijn twee kwaliteiten die redding teweegbrengen voor een ieder die ze heeft: rechtschapenheid en houden van de metgezellen van Mohammed .”
Ayoeb as-Sakhtiyanie zei: “Een ieder die van Aboe Bakr houdt heeft de dien (geloof) gevestigd. Een ieder die van Omar houdt heeft de weg duidelijk gemaakt. Een ieder die van Othmaan houdt is verlicht door het licht van Allah. Een ieder die van Ali houdt heeft het handvat stevig vast. Een ieder die de metgezellen van Mohammed prijst is vrij van huichelarij. Een ieder die één van hen kleineert is een vernieuwer tegengesteld aan de Soennah en de Salaf (rechtschapen opvolgers van de Sahaabah).
Men behoort gevreesd te zijn dat geen van zo’n persoons handelingen tot de hemel zullen rijzen totdat hij van allemaal houdt en zijn hart correct/gezond is.”
De nobele kwaliteiten en verdiensten van hen zijn er te veel om hier op te noemen. De geleerden van de Soennah zijn het er echter over eens dat de nobelsten onder de metgezellen er tien zijn. Voor deze 10 metgezellen werd het door Allah gegarandeerd. En onder deze tien zijn er vier metgezellen die de hoogste rang zullen verkrijgen: Aboe Bakr, Omar ibn al-Chattab, Othmaan bin Affan, en Ali ibn aboe Talib . Er bestaat hierover geen twijfel en een ieder die hierover twijfelt is een vernieuwer en een huichelaar.
Malik ibn Anas zei: “De profeet onderwees de adab aan de mensen waarnaar Allah hem had geleid en hetgeen hem tot een genade voor de wereld maakte. Hij vertrok in de duisternis naar al-Basqie (de begraafplaats van Medinah) deed doea voor de moeslims in de graven en vroeg vergeving voor ze zoals iemand die ze verlaat voordat ze op reis gaan. Allah beval hem dat te doen en de profeet beval de mensen liefde en vriendschap voor hen en zich te verzetten tegen een ieder die zich tegen hen verzet.
Laten we lezen, leren en kennis opdoen over de zo belangrijke levens van de Sahaabah die in alles voor ons een voorbeeld moeten zijn.
We vragen hulp en kracht voor deze belangrijke taak aan de Almachtige Allah.
Moge Allah onze fouten en tekortkomingen vergeven en ons sterken op de weg van de islaam - Amien