» Titel : Houden van je medemoslims omwille van Allah
» Volgnr: 100
Houden van je medemoslims omwille van Allah
De relatie die een moslim heeft met zijn of haar broeders en zusters in Islam is anders dan relaties binnen niet-moslimgemeenschappen. De banden tussen moslimbroeders en –zusters zijn gebaseerd op ta´achi – islamitische broeder- en zusterschap omwille van Allah. Deze liefde omwille van Allah is de hoogste vorm van een verbond dat kan bestaan tussen mensen. Het is het verbond gebaseerd op geloof in Allah. In de Qor´aan zegt Allah hierover:
Voorwaar, de gelovigen zijn elkaars broeders … (Hoedjoeraat (49):10)
Liefde voor een medemoslim, gebaseerd op liefde voor Allah, is de meest edele en zuivere vorm van liefde die kan bestaan tussen mensen. Het is een liefde die alle wereldse belangen te boven gaat.
Liefde voor je medemoslim gebaseerd op liefde voor Allah maakt deel uit van al-imaan (geloof). Via deze broeder- en zusterliefde kunnen we “de zoetheid van het geloof “ ervaren. Rasoeloellah heeft gezegd: “Drie zaken schenken, wanneer men ze verwerft, de zoetheid van het geloof: als Allah en Zijn Boodschapper iemand dierbaarder zijn dan wie of wat dan ook; als iemand van een persoon houdt alleen maar omwille van Allah; en als hij het haat terug te keren naar koefr (ongeloof) nadat Allah hem ervan had gered, zoals hij het haat om in het vuur gegooid te worden.” (Boechari en Moeslim)
Liefde voor een moslim voelen omdat hij net als jij in Allah en Zijn Profeet gelooft en van hen houdt, is onderdeel van al-Wala´. Al-Wala´ betekent liefde, ondersteuning, loyaliteit,e.d. In Islam houdt het in dat je liefde voelt voor Allah en de Islaam en alles waar Allah van houdt, en dat je je loyaal toont aan deze zaken en personen. Het betekent dat je liefde voelt voor alle uitspraken, daden, opvattingen en personen die Allah genoegen doen. Voorbeelden hiervan zijn dhikr (uitspraken), djihaad (daden), tauhied (opvattingen ) en gelovigen (personen).
Al-Wala´is een onderdeel van al-Imaan (geloof) en is noodzakelijk om het geloof compleet te maken. Het tegenovergestelde van al-Wala´ is al-Bara´. Dit houdt in dat je afkeer voelt voor alle uitspraken (bijv. roddel), daden (bijv. overspel), opvattingen (bijv. bijgeloof) en personen (bijv. ongelovigen) waar Allah een afkeer van heeft. Alleen “houden van” omwille van Allah is niet genoeg; ook “haten omwille van Allah” is een noodzakelijk onderdeel van al-Imaan. De Profeet heeft gezegd: “Wie ergens van houdt om Allah´s Genoegen te verkrijgen, haat om Allah´s Genoegen te verkrijgen, wie uitgeeft vanwege Allah en iemand iets onthoudt (niet geeft) vanwege Allah, die persoon heeft zijn Imaan vervolmaakt.” (Ahmed en Tirmidhi)
Waarom zijn al-Wala´en al-Bara´zo belangrijk, dat de Islam voorschrijft waar we van moeten houden en wat we moeten haten? Dit is omdat liefde en haat twee hele sterke drijfveren voor ons gedrag zijn. Ons gedrag in een situatie wordt in hoge mate bepaald door het feit of we liefde of haat voelen voor bepaalde zaken in die situatie. Daarom staat het de moslim niet vrij om liefde of haat te voelen voor wie en wat hij zelf wil; de islam biedt ons ook hier richtlijnen.
De moslims die liefde voor elkaar voelen, hebben een hoge positie bij Allah. Er zijn veel ahadieth die hun hoge positie in het Paradijs en de eer die ze zullen ontvangen op de Dag des Oordeels beschrijven.
Rasoeloellah heeft gezegd: “Het is eer genoeg voor degenen die van elkaar houden omwille van Allah, zowel mannen als vrouwen, om te weten dat hun Almachtige Heer voor hen zal zorgen op de Dag des Oordeels. Hij zal zeggen: “Waar zijn degenen die van elkaar houden omwille van Mijn Glorie? Vandaag zal Ik hen schaduw bieden in Mijn schaduw op de Dag dat er geen schaduw is behalve de Mijne.” (Moeslim)
Liefde voelen voor iemand alleen gebaseerd op je liefde voor Allah, en niet om allerlei wereldse redenen, is moeilijk. Alleen iemand wiens hart zuiver is, en voor wie de wereldse genoegens niets zijn in vergelijking met het Genoegen van Allah, kan dit bereiken. Het is daarom niet verwonderlijk, dat hier een grote beloning tegenover staat.
Rasoeloellah vertelde dat Allah heeft gezegd: “Degenen die van elkaar houden omwille van Mijn Glorie zullen minbars van licht hebben, en de Profeten en shuhadaa´ (martelaren) zullen wensen dat zij hetzelfde hebben.” (Tirmidhi, sahieh hasan)
Dit is een hele hoge status en beloning, maar Allah belooft zelfs een nog grotere beloning: Zijn Liefde.
Aboe Hoeraira overleverde dat Rasoeloellah zei: “Een man ging op bezoek bij zijn broeder in een ander dorp. Allah stuurde een engel die hem opwachtte langs de weg. Toen de man langs kwam, vroeg de engel hem: “Waar ga je naar toe?” Hij zei: “Ik ga een broeder bezoeken die in dit dorp woont.” De engel vroeg: “Heb je hem een gunst verleend?” (Hij bedoelde: kom je je beloning halen) Hij zei: “Nee, alleen maar omdat ik van hem hou omwille van Allah.” De engel vertelde hem: “Ik ben een boodschapper voor jou van Allah. Ik ben gestuurd om je te vertellen dat Hij van jou houdt zoals jij van je broeder houdt omwille van Hem.” (Moeslim)
De Profeet wist hoe belangrijk deze broederliefde is voor het opbouwen van de moslim-oemma. Hij liet daarom geen gelegenheid voorbijgaan om deze liefde te stimuleren. Hij leerde de moslims om hun liefde voor elkaar te laten blijken, zodat de relaties binnen de oemma versterkt zouden worden.
Anas zei dat er eens een man bij de Profeet was, toen er een andere man voorbij liep. De eerste man zei: “O, Boodschapper van Allah, ik hou echt van deze man.” De Profeet vroeg hem: “Heb je hem dat laten weten?” Hij zei: “Nee.” De Profeet zei: “Vertel het hem.” De man haalde de andere man in en vertelde hem: “Waarlijk, ik hou van jou omwille van Allah.” De andere man zei: “Moge Allah houden van jou, die van mij houdt omwille van Allah.” (Aboe Dawoed, isnaad sahieh)
De Profeet bracht natuurlijk zelf ook dit advies in praktijk. Op een dag pakte hij Moe´adh bij zijn hand en zei: “O Moe´adh, bij Allah, ik hou van jou. Ik adviseer je, O Moe´adh, nooit te vergeten om na elk gebed te reciteren “O Allah, help me U te gedenken en U te danken en U op de juiste wijze te aanbidden”. (Ahmed, isnaad sahieh)
Dezelfde Moe´adh verspreidde op zijn beurt de broederliefde onder de moslims in andere landen. Aboe Idries al-Khoelani vertelde: “Ik ging een moskee in Damascus binnen en ik zag een jonge man met een stralende glimlach, en ik zag dat de mensen zich om hem heen verzamelden. Toen ze een meningsverschil hadden, vroegen ze het hem en accepteerden zijn oordeel. Ik vroeg wie hij was en ze vertelden me: “Dit is Moe´adh ibn Djabal.” De volgende dag ging ik vroeg naar de moskee, maar ik ontdekte dat hij nog eerder was gekomen dan ik. Hij was aan het bidden, dus wachtte ik tot hij klaar was. Toen ging ik naar hem toe, groette hem en zei: “Bij Allah, ik hou van jou.” Hij vroeg: “Vanwege Allah?” Ik zei: “Vanwege Allah.” Hij herhaalde zijn vraag:”Vanwege Allah?” En ik zei: “Vanwege Allah.” Hij pakte mij bij mijn kraag, trok me naar zich toe en zei: “Ik heb goed nieuws voor jou. Ik hoorde de Profeet zeggen: “Allah zegt: ”Degenen die van elkaar houden vanwege Mij, die elkaar bezoeken vanwege Mij en die geld uitgeven voor elkaar vanwege Mij, zijn verzekerd van Mijn liefde.” (Malik, in al-Moewatta)
Broeder- en zusterliefde is zó belangrijk voor het bestaan van de moslim-oemma, dat het een voorwaarde is voor Imaan (geloof), en voor het betreden van het Paradijs.
Aboe Hoerairah overleverde van de Profeet : “Bij Degene in Wiens Hand mijn ziel is, jullie zullen niet het Paradijs binnengaan totdat jullie geloven, en jullie zullen niet geloven totdat jullie van elkaar houden…” (Moeslim)
Met behulp van de islamitische broeder- en zusterliefde was de Profeet in staat om een moslimgemeenschap op te bouwen, die voor alle latere generaties een voorbeeld was van kracht, duurzaamheid, solidariteit en het vermogen om offers te brengen voor de djihaad om de Islam te verspreiden in de wereld. De Profeet beschreef deze gemeenschap als volgt:
“Gelovigen zijn zoals een gebouw waarvan de onderdelen elkaar steunen.” (Boechari en Moeslim)
En: “De gelovigen met hun wederzijdse vriendschap, genade en affectie zijn zoals een lichaam. Als één deel daarvan klachten heeft, kan ook de rest van het lichaam niet slapen van de pijn.” (Boechari en Moeslim)
De praktijk van ta´achi
Hieronder volgen een aantal punten die te maken hebben met islamitische broederschap:
Moslims zijn oprecht tegen elkaar
Eén van de goede eigenschappen van de moslim is oprechtheid, zoals wordt genoemd in de hadieth:
“Religie is oprechtheid (nasiehah).”. Nasiehah is een woord met verscheidene betekenissen. Vaak wordt het vertaald met “advies”, maar het heeft ook de betekenis van oprechtheid, integriteit en recht doen aan iets van iemand.
De sahabah vroegen: “Ten opzicht van wie?”
De Profeet antwoordde: “Ten opzichte van Allah (door Hem te gehoorzamen, Hem toe te schrijven wat Hem toekomt en djihaad voor Zijn Zaak te voeren), ten opzichte van Zijn Boek (door het te lezen, te begrijpen en toe te passen), ten opzichte van Zijn Profeet (door hem te respecteren en namens hem te strijden zowel tijdens zijn leven als na zijn dood, en door zijn soenna – voorbeeld – te volgen), ten opzichte van de moslimleiders (door hen te helpen bij hun taak de moslims te leiden op het Rechte Pad en hen te waarschuwen als ze het niet goed doen) en ten opzichte van de mensen (door genadevol te zijn ten opzichte van hen).” (Boechari, de uitleg tussen haakjes is die van de vertaler van de Sahieh Boechari naar het engels, Mohammed Mohsin Khan)
Oprechtheid ten opzichte van medemoslims werd erg belangrijk gevonden door de Profeet . Wanneer iemand de eed van trouw (bai´ah) aflegde aan hem, stelde hij het als voorwaarde:
Djarir ibn ´Abdullah vertelde dat hij de eed van trouw aflegde aan de Profeet en daarbij zwoor om het gebed te doen, de zakah te betalen en oprecht te zijn tegen iedere moslim. (Boechari en Moeslim) Hieruit blijkt dat oprechtheid onder moslims een centrale plaats in de dien (religie) inneemt.
Onder oprechtheid valt ook, dat je voor je broeder wenst wat je voor jezelf wenst. De Profeet zei: “Niemand van jullie gelooft werkelijk, totdat hij voor zijn broeder wenst wat hij voor zichzelf wenst.” (Boechari en Moeslim) Dit is niet te bereiken, tenzij je werkelijk oprecht van iemand houdt.
Moslims zijn vriendelijk tegen elkaar
Een moslim behoort zich nooit arrogant op te stellen tegen andere moslims. Hij of zij is juist vriendelijk en aardig tegen ze, en spreekt op een aangename manier met ze. Allah beschrijft de gelovigen, mannen en vrouwen, in soerah al-Ma´idah als zachtmoedig tegenover de gelovigen en streng tegenover de ongelovigen (Soerah al-Ma´idah (5):54)
Vriendelijkheid, zachtmoedigheid is een eigenschap die door de Profeet werd geprezen.
Hij zei: “Er is geen vriendelijkheid in iets, zonder dat het schoonheid eraan toevoegt, en er is geen gebrek aan vriendelijkheid zonder dat het datgene misvormd.” (Moeslim)
Anas zei: “Ik was tien jaar lang de bediende van de Boodschapper van Allah, en nooit zei hij zelfs maar “oef!” tegen mij. Als ik iets had gedaan, zei hij nooit “Waarom deed je dat?” en als ik iets niet had gedaan, zei hij nooit “Waarom heb je dat niet gedaan?” (Boechari en Moeslim)
Hulp schenken aan de moslim-oemma
De moslim die al-wala´ praktizeert, geeft hulp en steun aan de moslimoemma wanneer dit nodig is. Dit kan in woord en daad, en zowel in de zaken van dien als in de zaken van doenja. Allah zegt in de Qor´aan:
…En wanneer zij jullie hulp vragen bij de godsdienst, dan is het jullie plicht om te helpen. Behalve tegen een volk waarmee jullie een verbond hebben. En Allah is Alziende over wat jullie doen. (Soerah al-Anfaal (8):72)
…En als jullie dat niet doen (elkaar steunen en beschermen), dan zal er chaos en groot verderf op aarde ontstaan. (Soerah al-Anfaal (8):73)
De moslims bidden voor elkaar
De oprechte moslim wenst voor zijn broeder / zusters wat hij voor zichzelf wenst. Dus wanneer hij een smeekbede verricht, doet hij dat ook voor zijn broeder of zuster. Al zijn ze niet bij hem, ook op afstand is hij bezorgd om hun welzijn.
De Profeet zei: “Het gebed wat het snelst beantwoord wordt, is iemands smeekbede voor zijn broeder die afwezig is.” (Boechari)
De sahabah deden dit, en vroegen elkaar du´a te doen. Safwan ibn ´Abdullah vertelde dat hij in Damascus was en zijn schoonfamilie opzocht. Hij vond Oem Darda thuis, maar Aboe Darda was er niet. Zij vroeg hem: “Ben je van plan op Hadj te gaan?” Hij antwoordde dat hij dat inderdaad van plan was en zij vroeg: “Bidt voor mij, want de Profeet zei: “Het gebed van de moslim voor zijn afwezige broeder zal worden beantwoord. Er is een engel bij zijn hoofd die wanneer hij voor zijn broeder bidt, zegt: “Amien, en jij zal hetzelfde hebben.” Safwan kwam later Aboe Darda op de markt tegen die hem hetzelfde vertelde. (Boechari)
De Profeet liet eens duidelijk blijken dat het niet goed is om alleen iets voor jezelf te willen. Een man in zijn gezelschap deed op een keer hardop een smeekbede en zei: “O Allah, vergeef alleen mij en Mohammed”. Daarop zei de Profeet : ” Je hebt het veel mensen ontzegt” (Boechari)
Omgaan met problemen
Komt er in die ideale oemma die hier boven werd beschreven nooit ruzie voor? Natuurlijk wel, maar echte broeder- en zusterliefde moet tegen een stootje kunnen. De Profeet heeft gezegd: “Twee mensen die van elkaar houden vanwege Allah of vanwege de Islam, laten kleine beledigingen van één van hen niet tussen hen in komen.” (Boechari)
Soms echter groeien kleine strubbelingen uit tot een conflict dat gepaard gaat met woede, gekwetstheid en wrokgevoelens. De Islam houdt altijd rekening met de menselijke natuur en negeert deze gevoelens niet en staat deze toe, maar stelt wel grenzen om het probleem niet uit de hand te laten lopen en om de band van broeder- of zusterliefde te herstellen. Het is toegestaan om elkaar drie dagen niet te spreken of te zien, om boosheid te laten zakken. Daarna moeten de partijen zich echter weer verzoenen. De Profeet zei hierover:
“Het is niet toegestaan voor een moslim om zijn broeder meer dan drie dagen links te laten liggen, en dat ze zich van elkaar afwenden als ze elkaar ontmoeten. De beste van hen is degene die de ander het eerste groet.” (Boechari en Moeslim)
In een andere hadieth in Boechari kunnen we lezen dat wanneer de ander dan teruggroet, ze beiden delen in de beloning. Groet hij niet terug, dan rust de zonde niet meer op degene die groette.
Hoe langer de periode duurt dat beiden niet met elkaar praten, hoe groter de zonde. De Profeet heeft gezegd: “Als iemand zijn broeder een jaar lang links laat liggen (na een ruzie), is het alsof hij zijn bloed heeft vergoten.” (Boechari)
Als ruzies tussen moslims niet opgelost worden, levert dat fitna (beproeving, moeilijkheden) op voor de moslim-oemma en komt de eenheid in gevaar. Daarom wordt het als een zonde beschouwd wanneer moslims slechte gevoelens koesteren jegens elkaar.
“Verbreek de banden met elkaar niet”, zei de Profeet , “en wend jullie niet van elkaar af; haat elkaar niet en wees niet jaloers op elkaar. Wees broeders, zoals Allah jullie bevolen heeft.” (Moeslim)
“Pas op voor achterdocht, want uitspraken op basis van achterdocht zijn de ergste soort leugens. Zoek niet naar elkaars fouten, bespioneer elkaar niet, wedijver niet met elkaar, wees niet jaloers op elkaar, haat elkaar niet en wend jullie niet van elkaar af. O, Dienaren van Allah, wees broeders.” (Boechari en Moeslim)
Hoe groot de gevolgen zijn van het niet oplossen van ruzies, lezen we in de volgende hadieth:
“De deuren van het Paradijs gaan ´s maandags en donderdags open en elke dienaar die geen shirk begaat wordt vergeven, behalve de man die een wrok koestert tegen zijn broeder. Er zal worden gezegd: “Wacht tot deze twee zich verzoend hebben, wacht tot deze twee zich verzoend hebben, wacht tot deze twee zich verzoend hebben.” (Moeslim)
De grote Sahabi Aboe Darda gaf het volgende advies: “Zal ik je over iets vertellen dat beter is dan liefdadigheid en vasten? Breng verzoening teweeg tussen jullie broeders, want haat vermindert de beloning.” Aboe Darda , op wiens intellect en verstand de Profeet vertrouwde, begreep dat haatgevoelens goede daden en beloningen vernietigen, dat haat een sterke negatieve kracht is die iemands ´ibadah (aanbidding) aantast.
Hoewel de Islam aanwijzingen geeft om conflicten tussen mensen te beëindigen, is het natuurlijk altijd beter om ze te voorkomen.
Als je je kwaadheid weet te onderdrukken en de ander vergeeft, is dat een goede daad die je dichter tot Allah zal brengen.
Zij (de moettaqoen – godsvrezenden) zijn het die uitgeven in voorspoed en in tegenspoed, en die de woede inhouden en vergevers van de mensen zijn. En Allah houdt van de mohsinien (weldoeners). (Soerah Ali-Imraan (3):134)
Wie, ondanks dat hij zich verkeerd behandeld voelt, zijn boosheid kan beheersen en de ander kan vergeven zonder het tot een ruzie te laten komen, bevindt zich op het niveau van ihsaan – de hoogste vorm van geloof waarbij iemand altijd handelt in het besef dat Allah hem ziet.
En Allah, zoals we in de eerder genoemde ayah lazen, houdt van de mensen van ihsaan.
Wat kan helpen om dit niveau te bereiken, is de wetenschap dat het geen verlaging of vernedering is om iemand te vergeven (zoals sommige koppige, trotse mensen dit soms zien). Het verheft juist je status en eer in de Ogen van Allah tot een hoger niveau, zoals de Profeet zei: “Als Zijn dienaar (iemand) vergeeft, dan zal Allah zijn eer juist laten toenemen. Niemand is nederig vanwege Allah zonder dat Allah zijn status verhoogt.” (Moeslim)
Al-Bara´
Na deze beschrijving van de liefde die er tussen moslims is, komt de vraag op: En de niet-moslims? Voelen we voor hen ook dezelfde liefde?
Het antwoord is: Nee, niet zoals de liefde die we voor onze medemoslims voelen..
Zoals in het begin werd geschreven, moet de moslim al-Wala´ praktiseren: van alle uitspraken, daden, opvattingen en personen houden waar Allah van houdt en dit in de praktijk brengen. Het tegenovergestelde van al-Wala´is al-Bara´. Dit betekent dat je haat en afkeer voelt van alle uitspraken, daden, opvattingen en personen waar Allah niet van houdt en dit in de praktijk brengt. Voorbeelden zijn roddel (uitspraken), overspel (daden), koefr (opvattingen) en koeffaar (personen).
Al-Bara´is net zoals al-Wala´ niet vrijblijvend. Het is onderdeel van Imaan, en nodig om Imaan compleet te maken.
Wat houdt al-Bara´ in in de praktijk:
Een afkeer hebben van koefr (ongeloof), shirk (polytheïsme) en de mensen die dit aanhangen. We hebben hierbij een voorbeeld aan de Profeet Ibrahiem (as):
Waarlijk, er was voor jullie een goed voorbeeld in Ibrahiem en degenen die met hem waren, toen zei tot hun volk zeiden: “Wij zijn niet verantwoordelijk voor jullie en voor wat jullie naast Allah aanbidden. Wij geloven jullie niet, en er is tussen jullie en ons vijandschap en haat ontstaan, voor altijd, tot jullie in Allah, de Enige, geloven… (Soerah al-Moemtahanah (60):4)
Niet de koeffaar als Awliya´ nemen. Awliya´ zijn helpers, vrienden etc. We kunnen geen genegenheid voor hen voelen, vanwege Allah´s bevel:
O jullie die geloven, neemt niet Mijn vijanden en jullie vijanden tot vrienden, aan wie jullie genegenheid betonen… (Soerah al-Moemtahanah (60):1
O, jullie die geloven, neem buiten jullie volk geen ander tot intieme vrienden; zij zullen niet in gebreke blijven jullie te benadelen. Zij houden van leedvermaak. Nijd laten zij blijken en wat hun innerlijk verbergt is nog erger. Wij hebben jullie onze geboden duidelijk gemaakt indien jullie ze willen begrijpen. (Soerah Ali-Imraan (3):118)
Niet in hun landen wonen en reizen in hun landen als het niet nodig is. De Profeet zei: “Wie een moeshrik (polytheïst) ontmoet, met hem samenkomt, leeft en verblijft (voorgoed) en het eens is met zijn manieren en meningen en geniet van het samen met hem leven, is zoals hem.” (Aboe Dawoed)
Veel moslims denken dat ze best in staat zijn om hier te wonen zonder iets van waardering of genegenheid te gaan voelen voor de zaken van koefr en de koeffaar, maar de werkelijkheid laat zien, dat deze gevoelens toch vaak ongemerkt in iemands hart kunnen binnensluipen.
Niet de koeffaar imiteren wat betreft hun religieuze rituelen en hun manier van leven, want de Profeet zei: “Wie een groep mensen imiteert, is één van hen.”
Niet hun gezelschap en vriendschap genieten, want in de Qor´aan zegt Allah:
En neigt niet tot degenen die onrecht pleegden, anders zal de Hel jullie aanraken en is er voor jullie naast Allah geen beschermer. Dan zullen jullie niet worden geholpen. (Soerah Hoed (11):113)
Dit wil niet zeggen dat je niet met ze kunt omgaan. Natuurlijk is deze omgang niet te vermijden en uit het oogpunt van dawah zelfs noodzakelijk. Maar de Qor´aan stelt grenzen: neig niet tot ze, neem ze niet als echte vrienden. En geeft zeker niet de voorkeur aan de omgang met hen boven de omgang met moslims.
In de omgang met de koeffaar, kan de moslim uit beleefdheid geen compromissen sluiten over zijn religie. Allah zegt in de Qor´aan:
Zij wensen dat jij toegeeflijk zal worden (compromissen zult sluiten), dan zullen zij ook toegeeflijk worden. (Soerah al-Qalam (68):9)
Het is niet mogelijk om voor de koeffaar Allah´s vergiffenis te vragen:
Het past de Profeet en degenen die geloven niet, dat zij voor de polytheïsten om vergeving vragen, ook al zijn zij verwanten, nadat het hen duidelijk is geworden dat zij de bewoners van de Hel zijn. (Soerah at-Taubah (9):113)
Loyaal zijn aan de koeffaar en hen helpen tegen een moslim. Eenieder die dit doet heeft de Dien van Allah verlaten.
O, jullie die geloven, neemt de joden en de christenen niet tot vrienden. Zij zijn elkaars vrienden. En wie van jullie hen tot vrienden neemt, is inderdaad één van hen. Voorwaar, Allah leidt het overtredende volk niet. (Soerah al-Ma´idah (5):51)
Degene die hierbij handelt uit zwakheid of angst behoort niet tot hen en zal inshaAllah vergeven worden.
De moslims kunnen nooit verwachten, dat als zij een verbond sluiten met de koeffaar, deze het beste met de moslims en de islam voor hebben:
Zij wensen Allah´s licht door hun mond te doven, maar Allah zal Zijn Licht vervolmaken, hoewel de ongelovigen er afkerig van zijn. (Soerah as-Saff:8)
Eén opmerking is hier wel op zijn plaats: We moeten ons er wel van bewust zijn, dat al-Bara´ niet betekent dat we ons zonder meer vijandig opstellen tegen de koeffaar:
Allah verbiedt jullie niet om met degenen die jullie niet bestrijden vanwege de godsdienst, en die jullie niet uit jullie woonplaatsen verdrijven, goed en rechtvaardig om te gaan. Voorwaar, Allah houdt van de rechtvaardigen. (Soerah al-Moemtahanah (60):8)
Als de koeffaar je niets in de weg leggen om je religie volledig te praktiseren, je normaal behandelen en met rust laten, is er geen reden om dat niet te beantwoorden met beleefd en vriendelijk gedrag. Wat in bovenstaande ahadieth en ayaat bedoeld wordt is eerder dat je je, om je eigen dien en imaan te beschermen, terughoudend opstelt en niet vergeet dat je uiteindelijk het gezelschap moet zoeken van degenen die je verder helpen en stimuleren op de weg naar al-Djennah, inshaAllah.
Verder hebben ouders, en in het bijzonder de moeder, een hele speciale positie in de Islaam. Een moslim heeft de plicht respect te tonen voor zijn of haar ouders en in veel gevallen om hen te gehoorzamen. Ongeacht of ze moslim zijn of niet. Uitzondering is wanneer hetgeen je ouders van je verlangen, ongehoorzaamheid aan Allah in zou houden. In dat geval is hen geen gehoorzaamheid verschuldigd. Maar ook in dat geval blijft de plicht bestaan om ze goed en met vriendelijkheid te behandelen en in hun behoeften te voorzien.
En jullie Heer heeft bepaald dat jullie niets dan Hem alleen aanbidden, en goedheid betrachten tegenover de ouders. (Al- Israa´ 17:23)
InshaAllah zullen wij behoren tot degenen die Allah in de volgende ayah prijst:
Jij vindt geen volk dat in Allah en in de laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriendt, ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Allah het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem, en Hij doet hen Tuinen binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwiglevenden. Allah heeft welbehagen aan hen en zij hebben welbehagen aan Hem. Zij zijn degenen die van de groep van Allah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allah is de winnaar. (soerah al-Moedjadilah (58):22)
Soebhanaka Allahoemma wa bihamdika asjhadoe enlaa ilaha illa enta astaghfiroeka wa atoeboe ilaik.