Een groep van studenten ging samen met een aantal docenten op excursie. Het was een reis waar veel te bezichtigen viel en de studenten moesten verslag maken van alles wat zij zagen tijdens dit uitstapje. In het begin trokken de studenten onder begeleiding van een docente erop uit in groepjes maar na een tijdje ging ieder zijn eigen kant op.
Onder de studente was er een jongedame die erg opging in het vastleggen van de bezienswaardigheden dat zij hierdoor ver afdwaalde van de groep. Na uren besloten de docenten te vertrekken met de bus terwijl zij de jongedame achterlieten zonder dat zij dit doorhadden. Toen de jongedame na verloop van tijd terugkeerde naar de verzamelplaats kwam zij erachter dat iedereen al vertrokken was. Tevergeefs riep zij nog om haar heen maar niemand was er meer die haar kon horen. Zij besloot dan maar ook om te gaan lopen in de hoop dat zij een dorp zou tegenkomen. Na een lange tijd te hebben gelopen en gehuild zag zij een kleine verlaten hut en besloot aan te kloppen. Een jongeman van eind twintig deed de deur open en vroeg haar verbaasd: “Wie ben jij?” Zij antwoordde: “Ik ben een studente die hier op excursie met school is gekomen. Maar zij hebben mij achtergelaten en ik weet de weg niet terug.” Hij zei toen: “Je bent in een afgelegen gebied terechtgekomen. Waar jij naar toe moet is helemaal de andere kant op.” Hij bood haar daarop aan om binnen te komen en de nacht in zijn hut door te brengen waarna hij haar in de ochtend zou helpen om thuis te komen. Zij mocht van hem op het bed slapen terwijl hij aan de andere kant van de kamer op de grond zou gaan slapen. De man maakte met behulp van een laken een scheidingswand tussen hem en de jongedame.
De jongedame was vervolgens op bed gaan liggen en bedekte uit angst zichzelf volledig, behalve haar ogen om in de gaten te houden wat de man deed. De man zat aan de andere kant een boek te lezen en opeens gooide hij het boek dicht… Zijn blik richtte zich op de kaars die voor hem lag en na een tijdje plaatste hij zijn vinger voor een periode van vijf minuten boven de kaars. Het kon niet anders dan dat hij zijn vinger had verbrand. Dit ritueel verrichtte hij met al zijn vingers terwijl het meisje huilend en vol angst toekeek. Zij dacht bij zichzelf: “Dit moet een djinn zijn die rituele handelingen verricht.”
Geen van beiden wist die nacht te kunnen slapen. De volgende dag bracht de man de jongedame naar huis en eenmaal thuis aangekomen vertelde zij in een shocktoestand het verhaal van de man aan haar vader. Als gevolg van de angst die zij die nacht heeft moeten doorstaan werd zij de dagen daarop ziek en verliet haar kamer niet. De vader van de jongedame besloot daarom op zoek te gaan naar de jongeman.
Eenmaal de jongeman te hebben gevonden, vroeg hij hem de weg te wijzen zonder te vertellen wie hij was. Toen de vader met hem aan het praten was merkte hij op dat beide handen van de jongeman in verband omwikkeld waren. Hij vroeg hem naar de reden hiervan. De jongeman antwoordde: “Twee nachten terug kwam er een mooie jongedame aan mijn deur en moest noodgedwongen de nacht bij mij doorbrengen. De shaytaan probeerde mij te verleiden tot het plegen van een zonde. Uit vrees iets te doen waar ik spijt van zou krijgen besloot ik mijn vingers te verbranden, de ene na de andere om daarmee mijn seksuele verlangens weg te branden. Ik wilde er alles aan doen om mijzelf niet aan de jongedame te vergrijpen. Dat zou mij namelijk meer pijn doen dan wanneer ik mijn vingers zou verbranden.”
De vader was zeer onder de indruk van de jongeman en nodigde hem uit om met hem mee te komen naar zijn huis. Hij besloot om de jongeman met zijn dochter te laten trouwen, zonder dat de jongeman doorhad dat de dochter van deze man dezelfde mooie jongedame was die bij hem de nacht had doorgebracht. Op deze wijze beloonde Allah de jongeman voor het feit dat hij niet toegaf aan de shaytaan door zich te vergrijpen aan deze mooie jongedame met een huwelijksleven met dezelfde mooie vrouw.