De geleerden die zich bezighielden met de wetenschap van de biografie vermeldden dat Maalik ibnoe Dinaar (één van de vrome voorgangers) een politieagent was in dienst van het Abbassidische Rijk. Hij stond bekend om het feit dat hij dronk en ververwijderd was van Allah. Allah wilde het dat hij huwde met een vrouw waar hij ontzettend veel van hield. Maar na zijn huwelijk hield zijn drankprobleem maar niet op. Hij dronk van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Hij kreeg een dochtertje bij deze vrouw die alles voor hem betekende. Na zijn werk snelde hij naar huis om zijn dochtertje weer te zien en met haar te spelen. Als zijn dochter hem zag drinken ging zij op hem af om hem te omhelzen waardoor hij zijn glas zou laten vallen. Het was alsof zij tegen hem wilde zeggen: “O mijn lieve vader, vrees Allah. Drank hoort niet bij een moslim.”
Op een dag kwam Maalik van zijn werk en ging met haar spelen… Enkele ogenblikken later sloeg het noodlot toe toen Maalik zijn dochter per ongeluk liet vallen en het meisje stierf. Hij was hierdoor zeer bedroefd. Om zijn verdriet weg te spoelen greep hij naar de fles en dronk zoals hij nog nooit had gedronken. Het drank bleek de pijn van het verdriet niet weg te dringen waarop hij besloot om maar naar bed te gaan. Hij zei: “Ik droomde die nacht dat de Dag der Opstanding was aangebroken en dat de mensen opstonden uit hun graven, blootvoets, naakt en onbesneden. Iedereen was onthutst als gevolg van datgene wat zich om hen heen afspeelde. Ineens kwam een grote slang met opengesperde bek op mij af. Het was duidelijk dat hij mij wilde verslinden. Ik begon toen tussen de menigte te vluchten maar ik leek hem niet van mij af te kunnen schudden. Mijn hart bonsde zo heftig dat het leek alsof het elk moment uit mijn romp zou springen.
Plotseling zag ik een aantrekkelijke oude man met een achtenswaardig voorkomen. Ik liep op hem af en zei: “Bij Allah, help mij!”
Hij antwoordde: “Dat kan ik niet. Maar zoek iemand die jou wel kan redden.”
De slang zat nog steeds achter mij aan en ik bleef maar vluchten totdat ik aankwam bij de afgrond van het Hellevuur. Ik keek naar beneden en zei tegen mijzelf: “Moet ik mijzelf in de Hel werpen? Toen ineens een stem tegen mij zei: “Ga terug, jij behoort niet tot de inwoners van de Hel.” Ik rende terug om mij weer onder de mensen te begeven, terwijl dat beest mij nog steeds achterna zat. Ik ging terug naar de oude man en vroeg: ““Bij Allah, help mij of wijs mij de weg naar iemand die mij wel kan helpen!”
Hij antwoordde: “Jou helpen, dat kan ik niet, maar ik verwijs je door naar dat paleis. Wellicht heb je daar iets liggen wat van jou is.” Hierop vertrok ik naar het paleis terwijl de slang nog steeds achter mij aan zat. Eenmaal aangekomen zag ik dat het een paleis was van smaragden en robijnen. Ineens hoorde ik iemand opdracht geven de gordijnen te openen. Toen de gordijnen open gingen zag ik kinderen die straalden als de maan en zij keken toe hoe ik nog steeds achtervolgd werd door die grote slang. Plots zag ik mijn dochtertje dat riep: “O mijn lieve vader.” Vervolgens sprong zij uit het paleis en wierp zichzelf tussen mij en de slang en gaf de slang een klap waarna deze vluchtte. Zij hield mij vast aan mijn baard en gaf me een dreun op mijn borst en zei: “O mijn lieve vader:
“Is de tijd niet aangebroken voor degenen die geloven dat hun harten zich onderwerpen aan het gedenken van Allah en wat er geopenbaard is aan de Waarheid.” (Interpretatie van de betekenis van soerat al-Hadied: 16)
Toen antwoordde ik: “Jazeker die tijd is nu aangebroken, die tijd is zeker aangebroken.” Ik vroeg daarna: “Wat moet die slang voorstellen? Zij antwoordde: “Dat zijn jouw slechte daden die erop uit waren jou de Hel in te jagen.” “En wie moest die oude man met een achtenswaardig voorkomen voorstellen”, vroeg ik. Zij zei: “Dat zijn jouw goede daden. Die heb jij zo verzwakt dat hij niet opgewassen was tegen jouw slechte daden.” Weer gaf zij mij een dreun op mijn borst en zei nogmaals:
“Is de tijd niet aangebroken voor degenen die geloven dat hun harten zich onderwerpen aan het gedenken van Allah en wat er geopenbaard is aan de Waarheid.” (Interpretatie van de betekenis van soerat al-Hadied: 16)
Ik schrok wakker en verrichtte de woedoe’ om vervolgens naar de moskee te vertrekken om het ochtendgebed te verrichten. De imam reciteerde na Soerat al-Faatihah tot mijn grote verbazing reciteerde het volgende:
“Is de tijd niet aangebroken voor degenen die geloven dat hun harten zich onderwerpen aan het gedenken van Allah en wat er geopenbaard is aan de Waarheid.” (Interpretatie van de betekenis van soerat al-Hadied: 16)
Bij Allah, het was net alsof dit voor mij bedoeld was. O mijn geliefde broeders en zusters. Denkt vooral aan jullie daden. Vergeet niet dat het leven kort van duur is. Wij allen maken fouten. Denk bijvoorbeeld aan het verhaal van een van de kinderen van Israël. Hij gehoorzaamde Allah voor een periode van veertig jaar en was hem vervolgens voor een periode van veertig jaar ongehoorzaam. Toen hief hij zijn handen op naar de hemel en zei: “O Heer, ik ben U veertig jaar gehoorzaam geweest en ik ben U vervolgens veertig jaar ongehoorzaam geweest. Zal het mij baten als ik op dit moment berouw toon?” Hij hoorde een stem die tegen hem zei: “Je hebt Ons gehoorzaamd, waarna Wij jou nabij Ons hebben gebracht. Vervolgens was je Ons ongehoorzaam waarna Wij jou uitstel hebben verleend. Als je tot Ons terugkeert, dan zullen Wij dit van jou accepteren.”
Laa ilaaha ill-Allah wat is Allah toch Meest Verdraagzaam, Meest Genadevol en Meest Zachtmoedig. Daarom vraag ik Hem aan de hand van Zijn allesomvattende Genade om ons te begenadigen met Zijn Genade.