tussen wie dan ook, maken, dezen zijn het, wie Hij spoedig hun beloning zal geven; Allah is Vergevensgezind, Genadevol.
153. De mensen van het Boek vragen u een Boek uit de hemel op hen te doen nederdalen. Zij vroegen Mozes meer dan dit, zij zeiden: "Toon ons Allah openlijk." Toen trof hen de bliksem wegens hun overtreding. Daarna, hoewel duidelijke tekenen tot hen gekomen waren, namen zij toch het (gouden) kalf (ter aanbidding) aan, doch Wij vergaven hun dat. En Wij bekleedden Mozes met duidelijk gezag.
154. Wij verhieven de berg hoog boven hen tijdens het verbond met hen en Wij zeiden: "Gaat de poort ootmoedig binnen" en: "Overtreedt niet inzake de Sabbath". En Wij sloten met hen een vast verbond.
155. Om hun schending van hun verbond en de verwerping van Allah's tekenen en het ten onrechte doden van de profeten en omdat ze zeggen: "Onze harten zijn gesluierd" - neen, Allah heeft deze wegens hun ongeloof verzegeld, derhalve geloven zij slechts weinig;
156. Om hun ongeloof en het uiten van een kwaadaardige laster tegen Maria;
157. En om hun zeggen: "Wij hebben de Messias, Jezus, zoon van Maria, de boodschapper van Allah gedood", - maar zij doodden hem niet, noch kruisigden zij hem (ten dode), - doch het werd hun verward, en zij, die hierover van mening verschilden zijn zeker in twijfel, zij hebben er geen kennis van doch volgen slechts een vermoeden en zij doodden hem gewis niet,
158. Integendeel, Allah verhief hem tot Zich en Allah is Almachtig, Alwijs.
159. Er is niemand onder de mensen van het Boek die er niet in zal geloven vóór zijn dood. En op de Dag der Opstanding zal hij (Jezus) getuige tegen hen zijn, -
160. En wegens de onrechtvaardigheid van de Joden en hun weerhouden van Allah's weg, verboden Wij hen de reine dingen die ben (voordien) waren toegestaan.
161. En om het nemen van rente, ofschoon het hun was verboden en het onrechtvaardig opslokken van 's mensen rijkdommen, hebben Wij voor degenen onder hen die niet geloven een pijnlijke straf bereid.
162. Maar degenen hunner, die een grondige kennis bezitten en de gelovigen, geloven in hetgeen u is geopenbaard en hetgeen vóór u werd nedergezonden; en degenen, die het gebed houden en degenen, die de Zakaat betalen en degenen, die in Allah en de laatste Dag geloven, dezen zullen Wij zeker een grote beloning geven.
163. Waarlijk, Wij hebben u de openbaring gezonden, zoals Wij Noach en de profeten na hem openbaring zonden en Wij gaven een openbaring aan Abraham en Ismaël en Izaäk en Jacob en de stammen; en aan Jezus, Job, Jonas, Aäron en Salomo en Wij gaven David een psalmen.
164. Wij zonden boodschappers, welke Wij reeds hebben genoemd en boodschappers welke Wij u niet hebben genoemd en Allah sprak openlijk tot Mozes.
165. Boodschappers, brengende blijde tijding en waarschuwende, dat de mensen geen tegenwerping tegen Allah zullen maken nadat de boodschappers (waren gekomen). En Allah is Almachtig, Alwijs.
166. Maar Allah getuigt dat, hetgeen Hij u heeft nedergezonden, Hij dit heeft nedergezonden met Zijn kennis en de engelen getuigen eveneens en Allah is als getuige toereikend.
167. Zij, die verwerpen en (anderen) van Allah's weg afhouden, zijn zeker ver afgedwaald.
168. Waarlijk degenen, die niet geloven en die onrechtvaardig handelen, Allah zal hen niet vergeven, noch zal Hij hun een andere weg wijzen,
169. Dan de weg der hel, waarin zij voor een lange tijd zullen vertoeven. Dat is voor Allah gemakkelijk.
170. O mensdom, de boodschapper is inderdaad met waarheid van uw Heer gekomen, gelooft daarom; het zal beter voor u zijn. Maar als gij niet gelooft, voorwaar, aan Allah behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is Alwetend, Alwijs.
171. O, mensen van het Boek, overdrijft in uw godsdienst niet en zegt van Allah niets dan de waarheid. Voorwaar, de Messias, Jezus, zoon van Maria was slechts een boodschapper van Allah en Zijn woord tot Maria gegeven als barmhartigheid van Hem. Gelooft dus in Allah en Zijn boodschappers en zegt niet: "Drie (in één)." Houdt op, dat is beter voor u. Voorwaar, Allah is de enige God. Het is verre van Zijn heiligheid, dat Hij een zoon zou hebben. Aan Hem behoort wat in de hemelen en op aarde is en Allah is als Bewaarder afdoende.
172. Voorzeker, de Messias zal het nooit versmaden, een dienaar van Allah te zijn, noch zullen de nabijzijnde engelen dit doen en wie het versmaadt Hem te aanbidden, en hoogmoedig is, Hij zal hen toch allen tot Zich roepen.
173. Maar degenen die geloven en goede werken verrichten, zal Hij hun beloning ten volle geven en meer dan dat uit Zijn overvloed, maar degenen die versmaadden en hoogmoedig waren, zal Hij met een pijnlijke straf straffen; zij zullen buiten Allah vriend, noch helper voor zich vinden.
174. O, gij mensen, een duidelijk bewijs is inderdaad van uw Heer tot u gekomen en Wij hebben een helder licht tot u nedergezonden.
175. Daarom, zij die in Allah geloven en aan Hem vasthouden zal Hij zeker tot Zijn barmhartigheid en genade toelaten en hen op het rechte pad tot Zich voeren.
176. Zij vragen om een uitspraak. Zeg: "Allah geeft Zijn uitspraak betreffende "Kalalah": Indien een man sterft en geen kind achterlaat en hij heeft een zuster, dan moet zij de helft van hetgeen hij nalaat ontvangen en hij zal van haar erven (alles) indien zij geen kind heeft. Maar als er twee zusters zijn, dan moeten zij twee derde van hetgeen hij nalaat ontvangen. En als er meer zijn - zowel mannen als vrouwen - dan zal de man evenveel als het aandeel van twee vrouwen ontvangen. Allah legt u dit uit, opdat gij niet zult afdwalen; Allah heeft kennis van alle dingen.