35. Zij horen daar geen ijdele gesprekken noch leugens!
36. Een beloning van uw Heer, een toereikende gave,
37. Van de Heer der hemelen en der aarde en van alles wat daar tussen is, de Barmhartige. Niemand zal Hem kunnen aanspreken.
38. De Dag waarop de Geest en de (andere) engelen in gelederen opgesteld staan, zullen zij niet spreken, met uitzondering van hem aan wie de Barmhartige het toestaat en die alleen zal spreken wat recht is.
39. Die Dag is de werkelijkheid. Daarom, laat hij die het wil een toevlucht bij zijn Heer zoeken.
40. Voorwaar, Wij hebben u voor een straf die nabij is gewaarschuwd; de Dag waarop de mens zal zien wat hij heeft uitgevoerd en (waarop) de ongelovige zal zeggen: "O, ware ik maar stof geweest!"